De weduwe en weduwnaar van Wetteren
Elk jaar, reeds vele, vele jaren, lees ik in het derde jaar het verhaal van de weduwe van Ephese. Het is een stichtend verhaal over een voorbeeldige dame die haar echtgenoot verliest en in haar immens verdriet besluit hem te volgen. Maar dan plots, als ze al met één voet in het graf staat, bezwijkt ze voor een toevallige ontmoeting met een andere, o zo knappe man. Het verhaal krijgt dan een onverwachte ontknoping. Om die te kennen, raad ik u aan het verhaal zelf te lezen.
En elk jaar eindig ik de lectuur in de klas met de zin: Dit verhaal is doorheen de tijden ontelbare keren her-verteld in andere gedaanten, op andere plaatsen, met een andere insteek. Net zoals het verhaal van bv. Romeo en Julia ook veel voorgangers en navolgers heeft doorheen de wereldliteratuur. Tot slot daag ik hen uit (vrije taak!) om zelf eens een bewerking te schrijven met als titel “De weduwe van Wetteren”.
Omdat onze jongeren zoveel andere zaken te doen hebben (hobby, sport, muziekschool, Netflix, gamen, …), was er jaar na jaar tot de dag van vandaag nooit een leerling die de uitdaging aanvaardde. Tot februari 2024. Gisteren na de les bleef een leerling even hangen om me onderstaand verhaal in de hand te steken. En wat voor een verhaal: ontroerend mooi én persoonlijk. Trek u even terug op een rustig plekje en lees het verhaal, terwijl u elk woord, elke zin half luidop proeft.
Bent ook u ontroerd? Stuur me een mailtje. Ik geef het door aan de leerling.
Zelfs na 40 jaar onderwijs wordt een mens nog verrast. Het leven kan mooi zijn.
Reinout Bracke (reinout.bracke@sgw.be)
Leest u mee?
De weduwe en weduwnaar van Wetteren
Er was eens een jongen genaamd Jahan. Hij stond bekend om zijn liefdadigheid en wijsheid die hij als een beschermende mantel tegen de liefde om zich heen droeg. Hij wist als geen ander hoe pijnlijk liefde kon zijn. Met zijn inktzwarte krulletjes, een aardige uitdrukking op zijn gezicht en een lieve blik in zijn bosgroene ogen was hij dé prooi voor alle jonge meisjes in de streek en ver daarbuiten. Op Valentijn zat zijn brievenbus vol, elke dag kreeg hij duizenden volgverzoeken, overal meisjes die hem stalkten… Hij was het helemaal beu. Overdag kende hij geen seconde rust. Daarom ging de jongen elke morgen voor zonsopgang, toen iedereen nog in dromenland was, joggen langs de Schelde. Dat was het enige moment waarop hij ongestoord en alleen kon genieten van de mooie natuur.
Op een dag zag hij een beeldschoon meisje op een bankje zitten. Jahan verborg zich snel achter een struik, bang dat hij weer zou worden lastiggevallen. Tien minuten gingen voorbij, vijftien, twintig… Hij achter de struiken, zij op het bankje. Haar ogen waren gericht op de hemel, zijn fonkelende ogen op haar. De zon kwam langzaam op, haar lange goudbruine krullen begonnen licht te stralen, de lucht kleurde van blauw naar geel. Zijn dag kon niet meer stuk. Net op het moment dat hij besloot om naar het mysterieuze meisje toe te stappen, stond ze op en verliet het bankje. Alsof ze had gevoeld dat er iemand al een hele tijd naar haar stond te staren. De jongen kon zijn nieuwsgierigheid niet onderdrukken en volgde het meisje. Ze begon sneller en sneller te stappen, maar ze keek niet om. Een paar meter verder stopte de jongen plotseling zijn achtervolging. In zijn roes was hij even vergeten hoe vervelend hij het zelf vond wanneer vreemde meisjes hem achterna zaten.
De volgende dag zag hij haar weer, de dag erna ook. Hij kon het niet meer aan. Hij moest iets doen. Aarzelend ging hij naast haar op het bankje zitten. Ze keek op, maar bleef zitten. Een opluchting. De jongen begon: “Wat doe jij hier zo vroeg elke morgen?”. Ze antwoordde: “Ik kom hier om dezelfde reden als jij.” Hij moest even denken. Bedoelde ze dat ze hier kwam om haar ellendige leven te ontvluchten of om hem te zien? Waarschijnlijk allebei, dat hoopte hij toch. Hun gesprekjes werden elke dag iets langer. Zo groeide ook zijn verlangen naar haar. Jahan nam haar mee naar een bloementuin. Het schemerde. Er hing een zalige geur. Het perfecte moment om zijn liefde te verklaren, dacht hij. “Weet je, je bent een prachtig, onvoorstelbaar mooi en wijs meisje. Ik… ben verliefd, denk ik, en ik wil voor eeuwig samen met jou leven.” Hij had de woorden uitgesproken die te vaak niets en te zelden alles betekenden, wist het meisje. Het bleef een tijdje stil. Jahan vroeg zich af of de schaduwen zijn gloeiende wangen verborgen, maar op dat moment leek het alsof zij alles kon zien. Uiteindelijk brak ze de stilte en zei: “Is dàt waarom je verliefd bent? Zodra je verlangen naar mij bevredigd is, zal je me niet meer aankijken met die aardige ogen, geen lieve en onrealistische woorden tegen me zeggen. Dan zie je me als één van die vervelende meisjes die je zelf niet aankan. Je zal me vervangen, maar in de verlaten gangen van mijn hart zullen je voetstappen misschien wel voor eeuwig echoën laat in de duistere nacht. Dat kan ík niet aan.” Alle hoop, elke toekomst, elke wens die ooit door zijn hoofd was geschoten vlak voor elke dageraad toen hij op haar stond te wachten, verdween. Waar hij het meest voor had gevreesd, was gebeurd.
Hij zag haar sinds die dag niet meer op het bankje. Ze had hem gezegd dat ze binnenkort op reis zou gaan. Maar naar waar? Hij bleef zich vasthouden aan de herinneringen die hij aan haar had, maar dag na dag, week na week, maand na maand begonnen ook die hem in de steek te laten. Hij zou het pad naar de ouderdom alleen moeten bewandelen. De winters van zijn leven zouden naderen, maar hij was nu al afgeleefd door haar afwezigheid. Wat moest hij doen? Zich verschuilen achter zijn verdriet en voor eeuwig naar zijn wonde kijken die hem zo kwelde? Of moest hij gisteren de rug toekeren en gelukkig zijn voor morgen omdat die dagen voor gisteren er waren geweest?
50 jaar later.
Jahan wandelde naar het bankje aan de Schelde met in zijn ene hand een wandelstok en in de andere een ruiker bloemen. Tijd voor wat rust. Vlinders in alle vormen en kleuren fladderden op toen hij ging zitten. Hier en daar hoorde hij bijen gonzen. Ze vlogen van de ene bloesem naar de andere. De natuur bleef hem betoveren. Drie kinderen die hem vergezelden, kwamen er ook bij. Ze hingen aan zijn lippen. Hij vertelde immers een hartverscheurend liefdesverhaal, een verhaal over een koppel dat nooit echt samen was geweest. Zijn gerimpelde mond bracht weemoedig het verhaal: “Er was eens een meisje genaamd Armaghan. Ze was beeldschoon, maar niet zoals de meisjes in modebladen. Nee, ze was niet alleen mooi door haar engelachtige uitstraling. Ze was mooi vanwege de manier waarop ze dacht, vanwege de sprankeling in haar ogen wanneer ze het had over iets dat ze graag deed. Ze was mooi vanwege de kunst in haar woorden die ervoor zorgden dat anderen gelukkig werden, een prachtig oogverblindend geschenk van God om de mensen een idee te geven van wat het precies betekende om mens te zijn. Een jongen die te jong, te onervaren, te lichtzinnig was, werd verliefd op haar. Hij beloofde dat hij voor eeuwig bij haar zou blijven, maar voor Armaghan bestond er iets als ‘eeuwig’ niet. Ze wees hem af en maakte zich klaar om te verhuizen naar de andere kant van de wereld. Maar de wonde, veroorzaakt door zijn onbeantwoorde liefde voor haar, was voorgoed gebrandmerkt op zijn huid. Jahan zou van niemand meer houden. Armaghan echter ook niet. Beiden begroeven ze hun liefde voor elkaar diep onder de grond en zo werd het koppel dat nooit een koppel was de weduwe en weduwnaar van Wetteren. Hij op het bankje aan de Schelde in het landelijke Wetteren, zij ergens ver weg, voorbij de zonsopgang.”
(Jahan is een Perzische naam en betekent Wereld, Armaghan Een Geschenk van God waar je lang naar hebt verlangd)